goudstof daggekko

 

Phelsuma laticauda (goudstofdaggekko) 
 
Ondersoorten: P. l. laticaua, P. l. angularis 
Engelse naam: Broad-tailed Day Gecko 
Duitse naam: Goldstaub Taggecko 
Verspreidingsgebied: Madagaskar, Comoren, Seychellen, geïntroduceerd op Hawaii 
Uiterlijk: 
De goudstofdaggekko dankt zijn naam aan de kleine, goudkleurige vlekjes, die de dieren net achter de kop tot halverwege de rug hebben. Tussen deze vlekjes loopt een groene streep. De staart is groen met dezelfde goudkleurige vlekjes. Op de rug net voor de achterpoten hebben ze oranjerode vlekken, een aantal grote en daarna wat kleinere. Op de kop/snuit lopen drie oranjerode banden. De poten hebben vaak een blauwige kleur en de gekko’s hebben blauwe ‘wenkbrauwen’. Van de ondersoort laticauda laticauda zijn tevens albino’s bekend. 
De ondersoort angularis wordt minder vaak in gevangenschap gezien en heeft vaak een meer blauwkleurige rug beginnend met een oranjerode vlek in de vorm van een pijlpunt. Ook de kop is vaak blauwer gekleurd. 
 
Terrarium: 
Bovengenoemde daggekko’s zijn erg territoriaal en moeten daarom alleen als paartje gehouden worden (volgens sommige informatie kunnen pauwogen in een groepje gehouden worden, maar ik heb hier geen ervaring mee en raad het daarom niet aan). Het beste kunnen deze dieren gehouden worden in een terrarium van minstens 40x40x50 (LxBxH). Omdat ze veel klimmen, hebben ze liever een terrarium dat hoog is dan lang/breed, dus mocht je voor groter willen gaan, neem dan een terrarium dat nog hoger is. 
De temperatuur in het terrarium moet overdag tussen de 26 en 32 graden bedragen, ’s nachts mag het afkoelen tot 18-22 graden. Voor de pauwoogdaggekko (P. quadriocellata) is het beter om ’s nachts de temperatuur niet onder de 20 graden te laten komen. De luchtvochtigheid moet liggen tussen de 60 en 80 %, de pauwoog mag iets vochtiger gehouden worden tot 90 %. Elke dag goed sproeien moet voldoende zijn. 
UV-licht is goed voor daggekko’s. Zorg er daarom voor dat ze de beschikking hebben over een goede lamp die UV uitstraalt. 
 
 
Inrichting: 
Daggekko’s houden ervan om te klimmen en leven in de natuur op bomen en bij grote planten. In het terrarium moeten ze ook de mogelijkheid hebben om veel te klimmen door middel van het horizontaal en verticaal plaatsen van takken en bamboestokken. Vooral op bamboestokken zitten ze graag, waar ze makkelijk op kunnen klimmen doordat ze met hun hechtschijfjes onder de tenen makkelijk houvast hebben aan het gladde oppervlak. Daardoor kunnen ze ook gemakkelijk tegen glas klimmen. De dieren zitten ook graag op planten en verschuilen zich er ook, dus plaats het liefst planten met grote bladeren in het terrarium. 
Het is het beste om de bodem van het terrarium te bedekken met een laag cocopeat of bark. De dieren zullen echter zelden op de grond komen, mogelijk alleen voor voer. 
 
 
Voedsel: 
Daggekko’s voeden zich in het wild met insecten en nectar. Als insecten kunnen het beste krekels worden gegeven, die voordat ze gevoerd worden aan de gekko’s bepoederd zijn met een calcium- of vitaminepreparaat. Let op dat er niet te veel gevoerd wordt, daggekko’s kunnen snel vervetten. Daarnaast is er voer op de markt speciaal voor daggekko’s die de nectar uit het wild vervangt. Aan dit poeder wordt water toegevoegd, zodat er een papje ontstaat wat de daggekko’s op zullen likken. Ook kan men een papje maken van fruit of een beetje roosvicee geven. 
De gekko’s zullen tijdens het sproeien de druppels van de planten aflikken om aan voldoende vocht te komen, maar het kan nooit kwaad om een waterbakje te plaatsen. 
 
 
Hanteren: 
Het is belangrijk om deze tere dieren niet te hanteren. Ze kunnen zo gewend raken dat ze voedsel uit de hand of een voederpincet aannemen, maar pak ze nooit vast. De huid is zeer gevoelig en bovendien kunnen ze in nood de staart loslaten. Daarnaast zijn ze erg snel. Ervaring heeft geleerd dat als ze ontsnappen, ze later toch weer terug gaan naar de plek die ze kennen, net zoals ze in de natuur vaak hun vaste tak, plant of boom hebben. Zo is dat ook hier eens gebeurd, waarbij een daggekko ontsnapte en een paar uur later weer boven op zijn terrarium zat om zo dicht mogelijk bij ‘zijn’ lamp te zitten. Vang een gekko met een omgekeerd krekelbakje en schuif dan rustig de deksel over het bakje heen. 
 
 
Voortplanting: 
Het geslachtsonderscheid van daggekko’s is bij de kleine soorten soms moeilijk te zien. Bij volwassen exemplaren hebben de mannen zichtbare pre-anale en femoraalporiën tussen de achterpoten, boven de cloaca in een V-vorm. Bij vrouwen zijn deze niet of amper zichtbaar. Ook zie je bij mannetjes bij de staartwortel twee lichtgekleurde verdikkingen, waar de hemipenissen zich bevinden. Daarnaast hebben volwassen vrouwtjes bij de wangen soms verdikkingen, zogenaamde kalkzakjes, waar ze kalk opslaan, maar mannen kunnen deze ook ontwikkelen. De kalkzakjes van vrouwtjes zijn met name van belang voor de voortplanting. 
Het beste is om een koppel pas samen te plaatsen als de vrouw minimaal een jaar oud is. Vrouwen zijn eerder geslachtsrijp, maar de eileg kost veel energie wat gevaarlijk kan zijn voor een nog niet volgroeid vrouwtje. 
Het paarseizoen begint ongeveer vanaf maart. Vrouwtjes kunnen het zaad van een mannetje opslaan en zodoende meerdere bevruchte legsels produceren na een paring. Ongeveer een maand na de paring zijn de eieren in de buik van het vrouwtje te zien. De vrouwtjes leggen meestal twee eieren, soms slechts 1, per keer. De eieren worden vaak tegen planten, takken of zelfs tegen de ruit geplakt. 
De eieren kunnen in het terrarium blijven, maar de angst bestaat wel dat deze dan beschadigd worden door de ouders of de ouders later zelfs de uitgekomen jongen opeten. Beter is om eieren te plaatsen in een incubator. De eieren worden dan in een bakje met vochtig vermiculiet gelegd en op een temperatuur gehouden van 26-28 graden. Na 40 tot 45 dagen komen de jonge daggekko’s dan uit. De jonge gekko’s zijn in kleine terraria hetzelfde te houden als de ouders en kunnen gevoerd worden met bepoederde kleine krekeltjes of fruitvliegen. 
 
 
Aanschaf: 
Als je interesse hebt om een daggekko aan te schaffen, lees je dan eerst goed in en bekijk welke soort je graag wilt houden. Het is het beste om een kweker te zoeken of anders bij een goede reptielenspeciaalzaak langs te gaan. Alle Phelsuma soorten vallen onder de CITES wetgeving en zijn geplaatst in bijlage II (met uitzondering van Phelsuma guentheri, die in bijlage I is opgenomen). Zorg er dus voor dat je een zogenaamde overdrachtsverklaring krijgt van wie je de daggekko overneemt/koopt. Dit is niets anders dan een papier waarop de namen van de koper en verkoper staan, de datum van overdracht en welk dier er verhandeld wordt als bewijs dat het daadwerkelijk nakweek betreft. 
 
 
Combineren: 
Daggekko’s worden wel eens gecombineerd met kleine boomkikkers of gifkikkers. Dit kan best goed gaan, maar zelf ben ik daar geen voorstander van. Behalve dat de dieren uit verschillende werelddelen komen, hebben de dieren ook hun eigen verzorging nodig. Wil je ze zo optimaal mogelijk verzorgen, dan zou ik altijd aanraden om een koppel daggekko’s samen in een terrarium te houden zonder medebewoners. 
 
 
bron: https://soulforscales.com/